Werkwijze

Hoe was de procedure van samenstelling?

Er waren drie gescheiden verantwoordelijkheden:

  • de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied was verantwoordelijk voor het redactionele proces;
  • de kerken waren verantwoordelijk voor het werk van supervisoren en klankbordgroepen;
  • de uitgeverscombinatie BV Liedboek was verantwoordelijk voor de uitgave van het Liedboek en alle begeleidende uitgaven.

Hoe verliep het redactionele proces?
Er was een redactie gevormd die werd bijgestaan door een acht redactionele werkgroepen voor acht verschillende aandachtsgebieden:

  1. Psalmen
  2. Gezangen uit het vorige liedboek
  3. Nieuwe Nederlandse liederen
  4. Nieuwe buitenlandse liederen
  5. Kinder-, jeugd- en tienerliederen
  6. Liturgische gezangen
  7. Overige zangvormen
  8. Gebeden en teksten voor meditatie

Redactie en werkgroepen werden gevormd door deskundigen op diverse terreinen (theologie, hymnologie, liturgiek, kerkmuziek, taal). De voorzitters van de werkgroepen maakten ook deel uit van de redactie. De redactie liet zich bijstaan door adviseurs op diverse terreinen.

Wat was de werkwijze van de werkgroepen en de redactie?
De werkwijze van de werkgroepen was verschillend. Dit hing ook samen met het aandachtsveld van een werkgroep. Gehanteerde werkwijzen waren:

  • bestaande liedbundels werden doorzocht op bruikbaar materiaal;
  • vanuit de vraag wat voor een bepaalde gelegenheid of situatie nodig was, werd bruikbaar materiaal gezocht;
  • dichters en componisten leverden op eigen initiatief materiaal in bij de redactie;
  • aan dichters en componisten werd gevraagd nieuw materiaal te schrijven.

De werkgroepen bestudeerden liedmateriaal dat binnen hun aandachtsgebied lag. Ze maakten selecties en legden deze voor aan de redactie. De redactie bestudeerde de voorstellen van de werkgroepen en besliste welke liederen in het Liedboek een plaats kregen.

Welke criteria hanteerden werkgroepen en redactie?
Om voor opname in de bundel in aanmerking te komen werden bepaalde eisen gesteld aan het materiaal. Die hadden betrekking op de tekst (zowel theologisch als poëtisch), de muziek en de liturgische functionaliteit. Met dat laatste wordt bedoeld dat duidelijk moest zijn op welke momenten of bij welke gelegenheden een lied zou kunnen functioneren binnen een of meer van de leefkringen waarvoor het boek bedoeld is.

Gaandeweg het redactionele proces zijn de criteria nader ontwikkeld en gepreciseerd.
Binnen de redactie werd een onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire criteria.

Als primaire criteria golden:

  1. taal
  2. muziek
  3. relatie woord-toon
  4. theologie
  5. liturgische functionaliteit

Een lied moest op al deze punten kwaliteit hebben om in het boek opgenomen te worden.

Daarbij kwamen secundaire criteria:

  1. internationale betekenis
  2. historische betekenis
  3. beschikbaar kerkmuzikaal repertoire
  4. emotionele betekenis (geliefdheid)
  5. toegankelijkheid van de bundel als geheel

Secundaire criteria konden de motivatie om een lied te selecteren versterken; ze waren in zichzelf onvoldoende.

Wat was de rol van supervisoren?
Een ruime selectie van door de redactie geselecteerde liederen en teksten werd voorgelegd aan supervisoren. Deze supervisoren fungeerden als representanten van de toekomstige gebruikers van het boek.
De deelnemende kerken benoemden de supervisoren. De meeste supervisoren werden bijgestaan door een klankbordgroep. Het commentaar van de supervisoren had de status van advies. Op grond van het commentaar van supervisoren heeft de redactie haar blik gescherpt en soms gemaakte keuzen heroverwogen.

De Protestantse Kerk in Nederland benoemde negen supervisoren met elk een eigen aandachtsgebied: missionair, liturgie, spiritualiteit, pastoraat, gender, jeugd, kerkmuziek, theologie en Lutheranisme.
De supervisoren schreven hun advies vanuit het perspectief van het specifieke aandachtspunt dat zij als opdracht hebben meegekregen of anders vanuit het perspectief van de kerk of de geloofsgemeenschap die zij vertegenwoordigen.